Generic filters
Exact matches only
Generic filters
Exact matches only
Generic filters
Exact matches only

Bij diabetes heeft men een te hoog glucose- of bloedsuikergehalte. Normaliter wordt het glucosegehalte in het bloed geregeld door insuline dat door het lichaam zelf wordt gemaakt in de ‘eilandjes van Langerhans' die zich in de alvleesklier bevinden. Bij diabetes is er sprake van onvoldoende insulineproductie of een onvoldoende werkzaamheid van de wel aanwezige insuline. Dat leidt tot een verhoogd glucosegehalte in het bloed. Uiteindelijk zal ook via de nieren glucose in de urine terechtkomen, maar dan is er al sprake van zeer hoge glucosewaarden.

Mensen met diabetes door corticosteroïden zijn vaak, maar niet altijd, aangewezen op het regelmatig injecteren van insuline. Insuline wordt door de patiënt zelf met een handige insulinepen ingespoten in het onderhuidse vetweefsel. De moderne insulinebehandeling omvat een injectie schema met vier injecties, waarbij snelwerkende insuline wordt toegediend voor de hoofdmaaltijden, en middellang werkende insuline voor het slapen gaan. De hoeveelheid verschilt van persoon tot persoon en wordt vastgesteld aan de hand van het bloedglucosegehalte (zie hierboven). Soms kan men de suikerziekte met tabletten behandelen.

Een goed glucosegehalte (nuchter) ligt tussen 4,4-6,7 mmol/ltr, het is slecht als dit boven de 7,8 mmol/ltr ligt. Voor diabetespatiënten zijn er handige apparaatjes waarmee bloedglucose gemeten kan worden.

Lichaamsgewicht

Bij de behandeling van diabetes is het in de eerste plaats van belang om te streven naar een normaal lichaamsgewicht. Diabetes verhoogt de kans op hart- en vaatziekten, daarom moeten andere factoren die dit risico met zich meebrengen, zoals een hoge bloeddruk en roken (of meeroken) worden vermeden. Mensen met diabetes hoeven niet meer zo'n streng dieet te volgen, zoals vroeger het geval was. Wel is regelmatige en gezonde voeding belangrijk en het advies van een diëtiste kan daarbij helpen.

richtlijnen

De algemene richtlijnen bij diabetes zijn:


  • Eet regelmatig en sla geen maaltijden over. Neem als u twee maal per dag insuline gebruikt eventueel tussenmaaltijden. Dit laatste is niet nodig bij een insulinegebruik van 4x per dag.
  • Groente, fruit en peulvruchten in het dieet zijn belangrijk, omdat deze een gunstige invloed hebben op het glucose- en insulinegehalte na de maaltijd.
  • De voeding dient vooral uit koolhydraten te zijn opgebouwd (50-55%) en wat minder uit vetten (30-35%, waarvan maximaal 10% verzadigd vet) en eiwitten (10-15%).
  • Gezonde lichamelijke activiteit is erg belangrijk. Let er wel op dat bij het begin van de activiteit het glucosegehalte goed is.